Anarchisme, marxisme en radicale verandering

De Russische socialist Trotski had grote waardering voor het feit dat anarchisten de bourgeoisie ‘de kop willen afrukken’. Door deze compromisloze vijandigheid tegen de heersende klasse heeft het anarchisme zijn naam gevestigd als theorie van radicale verandering. Desondanks heeft het anarchisme, in tegenstelling tot het marxisme, een theoretische zwakte die zijn revolutionaire effectiviteit verhindert.
29 december 2011

Door Arwin van der Zwan

Marxisten en anarchisten streven in feite een gemeenschappelijk doel na. Dat wil zeggen, een klassenloze maatschappij, waarin de productiemiddelen collectief eigendom zijn en de samenleving onder democratische controle staat van gewone mensen. Maar er is een fundamenteel meningsverschil over de manier waarop deze communistische samenleving bewerkstelligd moet worden.

Anarchisten wijzen de revolutionaire methodes van marxisten af, omdat deze autoritair zouden zijn. Anarchisme is eigenlijk een verzamelnaam voor verschillende libertaire denkbeelden, die allemaal een bijna principiële afwijzing van autoriteit delen. Tegenwoordig neemt anarchisme vaak een individualistische vorm aan: het is meer een lifestyle dan een theorie om de wereld te veranderen.

Maar halverwege de negentiende eeuw vond een werkelijke revolutionaire vorm van anarchisme zijn oorsprong in de ideeën van Michael Bakoenin. De Russische anarchist beschouwde zijn politieke denken als een libertaire vorm van socialisme, in tegenstelling tot het meer ‘autoritaire’ socialisme van Marx en Engels.

De staat

Het belangrijkste instituut waarin voor anarchisten autoriteit vorm krijgt is de staat, volgens Bakoenin ‘de historische oorzaak van alle geweld’. Door de hiërarchische structuur van de staat heeft een minderheid aan de top altijd macht over de meerderheid van de bevolking. Aangezien macht, het uitoefenen van autoriteit, voor anarchisten logischerwijs een corrumperende werking heeft, zal deze minderheid altijd zijn privileges verdedigen door de bevolking te onderdrukken.

Daarom willen anarchisten een staatloze samenleving zonder politieke autoriteit, waarin mensen zichzelf besturen. Om zo’n maatschappij draaiende te houden, kunnen mensen taken delegeren, maar mogen zij nooit hun macht uit handen geven door een, in de ogen van de anarchisten, autoritair politiek stelsel te accepteren.

Aangezien zelfbestuur principieel botst met het privé-eigendom van de heersende klasse, zullen mensen door middel van een sociale revolutie collectief bezit nemen van land, fabrieken en kantoren. Beter dan anarchisten realiseren marxisten zich dat in de praktijk verworvenheden van revoluties beschermd moeten worden.

Zodra mensen zichzelf op lokaal niveau gaan besturen en productiemiddelen overnemen, komen zij in botsing met de kapitalistische staat. De heersende klasse zal nooit een ondermijning van haar gezag accepteren en zal haar staatsmacht inzetten om de revolutie te smoren. Er is dus ook een politieke revolutie nodig om, in de woorden van Marx, ‘de kapitalistische staat kapot te slaan’.

Maar zelfs dan is de heersende klasse niet verslagen. De kapitalisten ontlenen hun macht niet primair aan de staat, maar aan hun plaats in het productieproces. Zij bezitten de fabrieken en bedrijven en daardoor het grootste gedeelte van de welvaart. Hierdoor hebben zij altijd een reserve aan economische en militaire macht, die zij zullen inzetten tegen de revolutie.

De arbeidersklasse zal zich hiertegen moeten kunnen verdedigen om de revolutie een kans van slagen te gunnen. Een anarchistische federatie van zelfbesturende communes zal door haar decentrale karakter dit niet succesvol kunnen doen. De arbeiders moeten hun eigen autoriteit instellen in de vorm van een gecentraliseerde arbeidersstaat om niet kansloos te zijn tegen de contrarevolutie. De arbeidersklasse mag daarom niet terugdeinzen om de politieke macht te grijpen en die te gebruiken tegen haar oude onderdrukkers.

‘Een revolutie is beslist het meest autoritaire ding dat er bestaat’, erkende Friedrich Engels. Maar het gaat dan wel om de autoriteit van de overgrote meerderheid over de kleine kapitalistische minderheid. Volgens anarchisten zal het gebruik van autoriteit noodzakelijkerwijs leiden tot nieuwe hiërarchie en onderdrukking. Maar een arbeidersstaat verschilt van eerdere staten doordat deze een radicaal democratische staat is. De arbeiders hebben hiervoor zelf de kiem gelegd in de vorm van arbeidersraden, die zoals de geschiedenis heeft laten zien in elke revolutionaire situatie worden opgericht.

Voor Marx is een staat altijd een wapen van een klasse om een andere klasse te onderdrukken. Zodra de contrarevolutie is verslagen en er geen klassentegenstellingen meer zijn, is er geen noodzaak meer voor de arbeidersstaat. De staat verliest zijn ‘autoritaire’ karakter en verandert in een orgaan voor democratische organisatie van de maatschappij. Een arbeidersstaat is dus, per definitie, een tijdelijke staat en zal uiteindelijk afsterven. Dit kan alleen als de arbeidersklasse niet kansloos ten prooi valt aan het geweld van de contrarevolutie.

Spontaniteit

Anarchisten en marxisten delen de opvatting dat het spontane verzet van de massa’s niet genoeg is om een revolutie te volbrengen. Hier speelt een bewuste revolutionaire minderheid een rol. Het meningsverschil draait om de manier waarop deze minderheid georganiseerd is.

Voor anarchisten moet de vorm van organisatie die voor radicale verandering zorgt, een voorbode zijn van de toekomstige samenleving. Volgens hen zal een hiërarchische werkwijze altijd leiden tot een nieuwe hiërarchische samenleving.

De activiteit van revolutionairen moet zich daarom, volgens Bakoenin, beperken tot het verspreiden van ideeën en het organiseren van spontaan verzet. Een volgens anarchisten te autoritaire organisatievorm als de leninistische voorhoedepartij zal onvermijdelijk eindigen als nieuwe heersende klasse.

Arbeidersraden

Dit is volgens Lenin echter niet de rol van een voorhoedepartij. Het zijn de onafhankelijke arbeidersraden die de kiem leggen voor een nieuwe arbeidersstaat. Het doel van een voorhoedepartij is het bijeenbrengen van het meest radicale deel van de arbeidersklasse om leiding te kunnen geven aan de klassenstrijd.

Als instrument in het revolutionaire proces is de voorhoedepartij net zo min een voorbode van de nieuwe samenleving als de zaag van de meubelmaker een voorbode is van de stoel die hij maakt. Een revolutie kan niet van bovenaf worden opgelegd. De emancipatie van de arbeidersklasse bestaat uit een dialectisch samenspel tussen het spontane verzet van de massa, de emancipatoire rol van de arbeidersraden en het leiderschap van een revolutionaire partij.

De partij staat niet boven de klasse; door de meest radicale arbeiders te verenigen wortelt zij organisch in de klasse. En door onderdeel te zijn van hun dagelijkse strijd kan de partij het vertrouwen van de arbeiders winnen en het leiderschap over de arbeidersbeweging verdienen.

De praktijk van revolutionaire situaties bewijst de noodzaak voor democratische leiding. Het zien van autoriteit als een kwaad verhindert de anarchist in revolutionair leiderschap de positieve kant van autoriteit te zien. Deze theoretische tekortkoming ondermijnt de waarde van anarchisme als revolutionaire theorie.

Een revolutionaire theorie moet niet alleen een beeld schetsen van de toekomstige klasseloze maatschappij, maar ook een realistische en effectieve strategie bieden om dit doel te bereiken. Anders blijft het afrukken van de kop van het kapitalisme niets meer dan een utopie.