Deense verkiezingen: hoop op verandering

De verkiezingen in Denemarken van vorige week donderdag maakten een einde aan tien jaar van rechtse regeringen. De socialisten in de Rood-Groene Alliantie verdrievoudigden hun verkiezingsresultaat van 2007: van 2,2 naar 6,8 procent. Met deze recorduitslag hebben ze nu 12 vertegenwoordigers in het parlement. Wat betekent dit resultaat voor links?
23 september 2011

Foto: demonstranten eisen meer banen en hoger loon. (Odense, 21 april 2008)

Door Jørn Andersen, Kopenhagen

Tien jaar lang had Denemarken een pro-Bush regering, die deelnam aan de oorlogen in Irak, Afghanistan en Libië. Haar eerste premier, Anders Fogh Rasmussen, is nu secretaris-generaal van de NAVO. De regering had de vurige steun van de racistische Deense Volkspartij. In 2009 hielp het kabinet met het saboteren van de klimaattop in Kopenhagen.

Deze regering viel steeds weer de arbeiders aan met neoliberaal beleid. Met de crisis van 2008 zette ze de bijl in de verzorgingsstaat, en ontsloeg 10.000 werkenden in de publieke sector.

Ze zijn weg. Voor het eerst in de geschiedenis zal Denemarken een vrouwelijke premier hebben. De racistische Deense Volkspartij incasseerde haar eerste verkiezingsnederlaag in haar 13-jarige bestaan. En de Conservatieven, één van de twee partijen in de coalitie, werd meer dan gehalveerd. Maar tegelijk won de liberale partij Venstre van voormalig premier Lars Løkke Rasmussen een half procent, en streefde de Sociaal Democratische Partij voorbij als grootste partij van het land.

Crisis van de sociaal-democratie

Het ‘rode blok’ dat hen nu vervangt, kreeg geen mandaat van de bevolking. En het is in geen enkel opzicht een echt rood blok. Het is gevormd rond twee sociaal-democratische partijen: de traditionele Sociaal Democratische Partij en de linkse Socialistische Volkspartij (SF). De SF werd een belangrijk focus voor hoop na de grote protesten tegen de afbraak van de verzorgingsstaat in 2006-8. In de verkiezingen van 2007 verdubbelden ze hun stemmenaantal tot 13 procent. In de twee jaar daarna stegen ze naar 20 procent in de peilingen.

Haar leider, Villy Søvndal, was twee jaar geleden een min of meer publieke held, die praatte over solidariteit en sociale zekerheid. Maar dat is nu veranderd. Elke keer als ze een kans ruiken op ‘invloed’ bewegen ze scherp naar rechts, zo laat de geschiedenis van de SF zien. Dat is ook het geval vanaf 2009. Ze stelden zich zo dicht op naast de sociaal-democraten dat mensen nauwelijks meer het verschil zagen. Zo slaagden ze erin om, gedurende de korte verkiezingscampagne van drie weken, van 13 procent in de peilingen te dalen naar 9 procent op de dag van de verkiezingen.

De Sociaal Democratische Partij verloor 2 procent tijdens de verkiezingscampagne, en behaalden hun slechtste resultaat in meer dan een eeuw, met net onder de 25 procent. En de partijleiders van de sociaal-democraten en de SF kregen een zeer laag aantal voorkeursstemmen.

‘Rode’ regering

Dus de krappe meerderheid voor het ‘rode blok’ werd behaald door de twee andere partijen in het blok: de socialisten in de Rood-Groene Alliantie en het zeer neoliberale, maar antiracistische Radicaal Links – die naam sloeg nog ergens op toen de partij werd opgericht, in 1905.

De Rood-Groene Alliantie won haar fantastische resultaat door de focus te worden van iedereen die verandering wil – vooral van velen die tot twee of drie jaar terug nog de SF steunden. Hun belangrijkste leus paste hier goed bij: ‘Er is wel geld voor sociale zekerheid’. Elke activist van de Rood-Groenen weet uit eigen ervaring dat mensen hun boodschap willen horen.

De jonge woordvoerder van de Rood-Groenen, Johanne Schmidt-Nielsen, kreeg een enorm aantal voorkeursstemmen. Alleen vertrekkend premier Rasmussen kreeg meer voorkeursstemmen dan zij. De nieuwe sociaal-democratische premier en de leider van de SF volgden pas op de vierde en tiende plaats.
Maar de laatste partij in het ‘rode blok’ verdubbelde bijna haar stemmenaantal. En ze is alles behalve rood. Radicaal Links is wel antiracistisch, maar ook zeer neoliberaal. Het zal zijn verkiezingsresultaat gebruiken om te zorgen dat het Deense beleid zeker niet ‘rood’ zal zijn.

Dus wat gaat er nu gebeuren? Tien jaar rechtse kabinetten zijn voorbij. Maar de kans is groot dat, met de nieuwe regering, de hoop op verandering verdwijnt als sneeuw voor de zon. Het zal een regering zijn van kapitalistisch crisismanagement. De krachten binnen het ‘rode blok’ hebben geen gemeenschappelijk programma, dus waarschijnlijk zal het ook een hele zwakke regering zijn.

Uitdaging voor links

Maar de hoop op verandering is nog niet weg. En die hoop wordt gedeeld door veel meer mensen dan de 7 procent die op de Rood-Groenen stemden. Dat is de grote uitdaging voor antikapitalistisch links. Die uitdaging is des te groter omdat de Rood-Groenen hun verkiezingscampagne baseerden op vrijwel uitsluitend parlementaire politiek. En dat is niet waar verandering vandaan zal komen, zelfs niet met deze nieuwe regering.

De belangrijkste reden van de winst voor het ‘rode blok’ waren de grote protesten tegen de afbraak van sociale zekerheid, enkele jaren terug. Toen binnen 18 maanden meer dan 100.000 mensen drie keer de straat op gingen, zagen ze dat ze niet alleen stonden in hun haat tegen de ‘politiek van de elite’: haar bezuinigingen, racisme, oorlogen en de rest.

Dus de uitdaging voor de Rood-Groenen is niet zozeer praten over wat hun nog kleine aantal parlementariërs kunnen doen voor mensen. Het zou vooral moeten gaan over wat de honderdduizenden die op hen stemden zelf kunnen doen om verandering te brengen.

Jørn Andersen is lid van de Deense Internationale Socialisten en de Rood-Groene Alliantie