Wie straft de westerse bondgenoten van dictators?

De moed waarmee de bevolking in Arabische landen haar dictators ter verantwoording roept, staat in schril contrast met het gemak waarmee westerse leiders wegkomen met hun steun aan diezelfde dictators. Na Mubarak, Ben Ali en hopelijk Kadhafi, zouden ook hun Westerse bondgenoten voor de rechter moeten verschijnen voor medeplichtigheid aan mensenrechtenschendingen.
8 september 2011

Foto: Blij met elkaar. Obama en Koning Abdullah Bin Abdul-Aziz, Saoedi-Arabië. (Foto 2007)

Door Peyman Jafari

Het meest recente voorbeeld van die medeplichtigheid is de onthulling dat Amerikaanse en Britse geheime diensten nauw samenwerkten met Kadhafi. De documenten die door Human Rights Watch in Libische overheidsgebouwen zijn ontdekt, tonen aan dat de Britse geheime dienst gegevens van de Libische oppositie aan Kadhafi doorspeelde. De Amerikaanse autoriteiten blijken terreurverdachten naar Libië te hebben vervoerd, waar ze gemarteld werden.

De CIA kon het zo goed met Kadhafi vinden dat er een ‘permanente aanwezigheid’ werd opgezet en CIA-agenten schreven zelfs een toespraak van Kadhafi waarin hij over zijn wapens opschepte. Die wapens had hij gekregen van het Westen. Tot nog een jaar geleden gaf Groot-Brittannië zelfs goedkeuring voor de export van traangas en crowd control munitie.

De Nederlandse regering faciliteerde Kadhafi’s regime met andere middelen. Op Shell werd geen enkele druk uitgeoefend om te stoppen met de lucratieve oliehandel met Libië en Kadhafi mocht Nederland als belastingparadijs gebruiken om miljarden dollars veilig te stellen.

Egypte en Tunesië zijn andere voorbeelden waar westerse regeringen medeplichtig waren aan het in stand houden van dictaturen. Toen eind 2010 in Tunesië de protesten losbarstten en het regime van Ben Ali enkele honderden demonstranten vermoordde, lieten Nederland en andere westerse regeringen hun bondgenoot niet vallen totdat het niet anders kon.

Pas na weken van geweld en honderden dode demonstranten reageerde Minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal op wat hij eufemistisch de ‘ontwikkelingen’ in Tunesië noemde: ‘Ik ben erg bezorgd over het geweld in Tunesië. Ik hoop dat de Tunesiërs zo snel mogelijk een oplossing vinden voor de problemen waar zij voor staan.’ Zou het niet schandalig zijn als de minister het vermoorden van demonstranten in Syrië een ‘probleem’ zou noemen waarvoor het brute regime en zijn slachtoffers samen een ‘oplossing’ moeten vinden?

Bezorgd?

Met Egypte ging het niet anders. Zelfs na het uitbreken van de massaprotesten in januari 2011 benadrukte de Amerikaanse vice-president Joe Biden dat Mubarak geen dictator was, maar een ‘bondgenoot’ en ‘goede vriend’ van de VS. De Nederlandse regering is nooit verder gegaan dan in zeer milde bewoordingen ‘bezorgdheid’ uit te spreken over de mensenrechtenschendingen onder Mubarak. Die ‘bezorgdheid’ weerhield de regering er niet van om tussen 2000 en 2009 in te stemmen met de levering van 61 miljoen euro aan wapens aan Egypte.

Helaas behoort het wegkijken van mensenrechtenschendingen door westerse staten niet tot het verleden. In Bahrein is in de afgelopen maanden een vreedzame protestbeweging bloedig neergeslagen, mogelijk mede door Nederland geleverde pantservoertuigen. Doorslaggevend waren echter de honderden tanks die gestuurd werden door het Saoedische koningshuis, het meest conservatieve en autoritaire regime van de regio. De dictators van Bahrein en Saoedi-Arabië hebben de VS militaire bases gegeven en hoeven als trouwe bondgenoten van het Westen niet te vrezen voor de veroordelingen en sancties die het Syrische regime te verduren krijgt.

Het punt van deze voorbeelden is niet dat westerse regeringen de enige oorzaak zijn van de dictaturen in het Midden-Oosten, maar hun bijdrage daaraan is aanzienlijk en deze moet erkend en bestraft worden. Die betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen is ook direct, meest recent tijdens de ‘oorlog tegen terreur’.
Wie meent dat die oorlog een logische reactie was op de aanslagen van 9/11, vergeet wat er op die dag gebeurd is. Negentien criminelen vonden het toen gerechtvaardigd om bijna 3000 onschuldige burgers te vermoorden om een einde te maken aan de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Saoedi-Arabië en de rest van de regio.

Vervolgens vonden de Amerikaanse regering en hun bongenoten het gerechtvaardigd om honderdduizenden onschuldige burgers te vermoorden in Afghanistan en Irak, zogenaamd om terrorisme te voorkomen. Hoewel deze doden eufemistisch ‘collateral damage’ genoemd worden, waren zij net zo onschuldig als de slachtoffers van 9/11. Maar de term geeft aan dat voor de oorlogsvoerders in Washington en Den Haag het leven van een Irakees of Afghaan minder waard is dan dat van een Amerikaan of Europaan.

Met de val van Mubarak, Ben Ali en Kadhafi dringt de vraag zich op of ook hun Amerikaanse en Europese bondgenoten ooit berecht zullen worden. Human Rights Watch heeft onlangs verklaard dat er genoeg bewijs verzameld is om George W. Bush en zijn voormalige vicepresident Dick Cheney te berechten wegens hun betrokkenheid bij martelpraktijken. Als de bevolking in dictaturen het voor elkaar krijgt om haar leiders te straffen voor mensenrechtenschendingen, waarom kan het niet in democratieën?