Syrië protesten versus hypocriete politici

Toen ik een jaar geleden door Syrië reisde was er geen enkel zichtbaar voorteken van de revolutionaire beweging die de dictatuur van Bashar al-Assad aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Grote steden zoals Latakia, Homs, Hama en Deir al-Zour leken toen oases van rust, maar een jaar later zijn ze in de ban van enorme demonstraties.
20 augustus 2011

Foto: Massaprotest tegen de Syrische president Assad (Hama, 22 juli, 2011)

Door Peyman Jafari

De oorzaken van de protesten waren toen al zichtbaar: armoede, toegenomen ongelijkheid door gestage liberalisering en privatisering, corruptie en een politiestaat. De Syriërs die zich durfden uit te spreken, vertrouwden me toe dat na meer dan 40 jaar iedereen aan het regime gewend was en verzet zinloos leek.

Het contrast tussen de beelden van nu en mijn indrukken van een jaar geleden doen me denken aan die bekende woorden van Marx: ‘Goed gegraven oude mol!’ De ondergrondse onvrede heeft zich eindelijk gemanifesteerd en het regime van Assad dreigt in de hol te vallen die ze op het politieke veld heeft achtergelaten. Is het niet geruststellend dat mensen blijkbaar nooit aan een dictatuur wennen, hoe lang die ook in het zadel zit?

Wie in de afgelopen maanden ook maar even stil heeft gestaan bij protesten in Syrië, moet enorm veel respect hebben gevoeld voor de moed en de vastberadenheid van de demonstranten. Maar wie ook maar enig historisch besef heeft, kan niets anders dan walging voelen voor de hypocriete veroordeling van het Syrische staatsgeweld door Amerikaanse en Europese leiders.

Obama, maar ook Minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal hebben recentelijk geëist dat ‘Assad moet opstappen’. Met hun felle kritiek op Assads regime willen de Westerse regeringsleiders ons doen geloven dat ze aan de juiste kant van de geschiedenis staan. Niets is minder waar en het is de hoogste tijd dat we onze eigen politici ter verantwoording roepen voor hun bijdrage aan mensenrechtenschendingen en het in stand houden van dictaturen. Laat ik slechts drie voorbeelden geven.

De Arabische Lente in Bahrein is mede dankzij ‘onze’ regeringen in een gure winter veranderd. Het is hoogst waarschijnlijk dat ook Nederlandse pantservoertuigen die aan deze dictatuur waren geleverd begin dit jaar ingezet zijn om de vreedzame protesten te onderdrukken. Maar het geweld en de massa-arrestaties waren geen aanleiding voor de Nederlandse regering om het vertrek van Sjeikh Ahmad Isa bin Al Khalifa te eisen. Sterker nog, toen op 14 maart de Saoedische dictatuur honderden tanks naar Bahrein stuurde om de protesten de kop in te slaan, gebeurde dat met stille goedkeuring van haar westerse bondgenoten. Het Saoedisch koningshuis – de meest conservatieve en brute dictatuur van de regio – fungeert immers als de regionale ME-brigade van de Amerikaanse en de Nederlandse regeringen om ‘hun’ olie en Amerikaanse militaire bases zoals die in Bahrein te bewaken.

Toen eind 2010 in Tunesië de protesten losbarstten en het regime van Ben Ali enkele honderden demonstranten vermoordde, lieten Nederland en andere Westerse regeringen hun bondgenoot niet vallen tot het niet anders kon. Pas na weken van geweld en honderden dode demonstranten reageerde Rosenthal op wat hij eufemistisch de ‘ontwikkelingen’ in Tunesië noemde: ‘Ik ben erg bezorgd over het geweld in Tunesië. Ik hoop dat de Tunesiërs zo snel mogelijk een oplossing vinden voor de problemen waar zij voor staan.’

Was het niet weerzinwekkend geweest als Rosenthal nu de Syriër had opgeroepen om ‘gezamenlijk’ hun problemen op te lossen oplossen, alsof het staatsgeweld en de protesten gelijk waren? Maar nergens is er in de gevestigde media een journalist die de moed heeft om de minister met zijn walgelijke hypocrisie te confronteren.

Met Egypte ging het niet anders. Dat dictator Mubarak een goede vriend van de Nederlandse en Amerikaanse regering was, is geen geheim. Zelfs in januari 2011 weigerde de Amerikaanse vice-president Joe Biden om hem een dictator te noemen en benadrukte dat hij een ‘bondgenoot’ en ‘goede vriend’ van de VS was. De Nederlandse regering is nooit verder gegaan dan in zeer milde bewoordingen ‘bezorgdheid’ uit te spreken over de mensenrechtenschendingen onder Mubarak. Die ‘bezorgdheid’ weerhield de regering er niet van om toestemming te geven voor de export van wapens naar Egypte (ter waarde van meer dan 61 miljoen euro tussen 2000 en 2009).

Wat Rosenthal en andere politici met hun selectieve verontwaardiging over Syrië willen bereiken is dat we vergeten hoe ze in Saoedi-Arabië, Bahrein, Yemen, Egypte en veel andere landen niet aan de kant van democratie, maar aan de kant van de dictator staan.