'Wij willen niemand kwaad doen, maar wij willen onze vrijheid'

In 1795 hield een massale slavenopstand het eiland Curaçao een maand lang in zijn greep. De goed geïnformeerde slaven wisten dat in Frankrijk de slavernij was afgeschaft, en omdat Frankrijk Nederland had bezet, vonden ze dat zij ook vrij moesten zijn. De bloedig neergeslagen opstand wordt ieder jaar op 17 augustus herdacht.
15 augustus 2011


Door Karwan Fatah-Black

In augustus 1795 weigerden de slaven op de Curaçaose plantage Knip van de planter C.L. Uytrecht om aan het werk te gaan. De planter stuurde bericht over de staking naar het koloniale bestuur dat zetelde in Fort Amsterdam te Willemstad. De bestuurders waren bang voor grootschalige ongeregeldheden, want in de maanden voor deze staking waren er grote rellen geweest in de stad. Het leger werd op de slaven afgestuurd. Deze militaire reactie liep echter stuk op het slavenverzet dat zich in snel tempo had verspreid. Vanaf veel plantages sloten slaven zich bij de opstand aan, er werden versperringen opgeworpen en een slavenleger georganiseerd.

Naast de militaire acties werd vanuit de kerk een poging gedaan om de slaven weer aan het werk te krijgen. Pater Schink ging langs in het kampement van de slaven waar hij wat schamper werd ontvangen, ‘De priester komt zoete broodjes bakken’ zei een van de slaven. Een andere slaaf, Tula, sprak wel met Schink. Hij had gezien dat het Nederlandse gezag op het eiland flink verzwakt was en zei uitdagend ‘waar blijven dan die Nederlandse schepen?’ De onderhandeling liep stuk, wat de weg opende voor een nieuwe militaire confrontatie.

Hoewel het verzet onder de slaven was begonnen maakten ook anderen van de gelegenheid gebruik om het gezag uit te dagen. Uit de verslagen van gevangennemingen en martelingen blijkt dat ook mensen die vrij waren een rol speelde in samenzweringen, aanvallen op plantages en plunderingen van plantershuizen. In Willemstad bleef het echter relatief rustig. Het eerst nog opstandige deel van de stadsbevolking hield zich tijdens de slavenopstand gedeisd, of liet zich rekruteren om buiten de stad tegen de slaven te vechten. Het slavenverzet slaagde er niet in de stad te veroveren, en de opstandelingen moesten zich verdedigen op het droge platteland van het kleine eiland. Door gebrek aan aanvoerlijnen voor voedsel en wapens en te weinig ruimte om zich te verschuilen kon de slavenopstand door het ad hoc leger van Kapitein Van Westerholt verslagen worden.

Ondanks de slechte uitgangspositie van de slaven lukte het toch om een maand lang verzet te bieden. Daarna duurde het nog maanden voordat slaven die over het eiland zwierven terug op de plantages waren. Tijdens het onderdrukken van de opstand gingen Nederlanders als beesten tekeer. In het zelfde jaar dat in het moederland de patriotse beweging een einde maakte aan publiek straffen, werden de leiders van de opstand gedwongen toe te kijken hoe hun kameraden van onder tot boven alle boten werden gebroken, in het gezicht gebrand, onthoofd en gespietst tentoongesteld werden voordat zij zelf aan de beurt waren. Om de planters tevreden te houden werd niet iedereen die mee had gedaan aan de opstand vermoord, maar kregen de leiders een zo gruwelijk mogelijke straf. De opstand groeide uit tot een van de belangrijkste verhalen in de Curaçaose geschiedenis en wordt sinds enkele jaren ook in Nederland op 17 augustus herdacht.

Locatie: Muiderkerk, Linnaeusstraat 37 Amsterdam.
Ontvangst 19:00 uur, aanvang 19:30.
Voor meer info zie Ninsee

Karwan Fatah-Black is historicus en schreef in 2008 zijn masterscriptie over politieke strijd op Curacao aan het einde van de achttiende eeuw. Dit jaar schreef hij over dit onderwerp een bijdrage voor de bundel Curaçao in the Age of Revolutions, 1795-1800 onder redactie van Wim Klooster en Gert OostIndië. Deze bundel zal in de komende maanden ook als OpenAccess online beschikbaar worden gemaakt.