Maakt verbod rituele slachting ons beschaafder?

Al wekenlang woedt er een hevig debat over het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren die het onbedwelmd ritueel slachten wil verbieden. Vanavond is het verbod door de Tweede Kamer aangenomen. Voor veel voorstanders is dit niet alleen goed voor het dierenwelzijn, maar ook een lakmoesproef voor beschaving.

22 juni 2011


Foto: de bio-industrie in de praktijk. Het geautomatiseerde, bedwelmde slachtingsproces kunt u er zelf bij bedenken.

Door Peyman Jafari

In Nederland worden er jaarlijks 17 miljoen koeien, schapen en varkens geslacht. Slechts 2 procent daarvan wordt geslacht volgens joodse en islamitische ritus en dus zonder verdoving. In het debat spelen drie kwesties. Ten eerste, is bedwelmd slachten pijnlozer dan onbedwelmd slachten? Ten tweede, weegt de eventuele verbetering in dierenwelzijn op tegen het beperken van godsdienstvrijheid dat het verbod met zich meebrengt? Ten derde, is een verbod op ritueel slachten een teken van beschaving?

Dierenwelzijn?

Hoewel over de eerste kwestie de meningen van wetenschappers verdeeld zijn, lijken er genoeg aanwijzingen te bestaan dat onbedwelmd slachten tot meer stress en pijn bij dieren leidt. De vraag is echter hoe groot dat verschil is, want ook het bedwelmd slachten gaat niet zonder pijn of stress. Niet alleen leidt het gemechaniseerde proces in de abattoirs tot veel stress, het gaat ook vaak mis bij het verdoven door elektrocutie of het inschieten van een metalen pin door de schedel van het dier, waardoor het proces herhaald moet worden. Indien dat bij ‘slechts’ 5 procent zou gebeuren, gaat het om meer dan 800.000 dieren –meer dan twee keer het aantal dat onverdoofd geslacht wordt.

Bij het ritueel slachten wordt er een snede in de hals gemaakt waardoor het dier doodbloedt. De fixatie van de dieren veroorzaakt stress en de wond van de halssnede creëert pijn. Dat duurt gemiddeld niet zo lang omdat de dieren door de snelle daling van hun bloeddruk het bewustzijn verliezen. Runderen verliezen het bewustzijn na 5 tot 90 seconden na de halssnede en schapen na 2 tot 20 seconden, blijkt uit meerdere onderzoeken. De stress en pijn bij ritueel slachten zijn niet heel veel groter dan bij onverdoofd slachten, en zouden bovendien geminimaliseerd kunnen worden door de omstandigheden en het opleidingsniveau in slachthuizen te verbeteren.

De reden dat ritueel slachten door halssnede een gruwelijke daad lijkt, komt vooral door het feit dat het slachten in de bio-industrie mechanisch en anoniem gebeurt – als een proces waarbij nauwelijks bloed aan te pas komt en het vlees ex machina in de winkelschappen verschijnt. Niets van dit alles mag echter tot onverschilligheid tegenover dierenwelzijn leiden en elke maatregel die een verbetering betekent verdient steun. Het verdoofd slachten heeft dan ook wat mij betreft de voorkeur boven onverdoofd slachten, maar de vraag is of we dat aan anderen mogen opleggen als zij dat vanuit een diepe overtuiging afwijzen.

Dat brengt me bij de tweede kwestie, namelijk of het verbeteren van dierenwelzijn door het verbieden van ritueel slachten opweegt tegen het beperken van godsdienstvrijheid? Het antwoord is niet vanzelfsprekend ‘ja’ of ‘nee’ op basis van respectievelijk dierenrechten of godsdienstvrijheid. ‘Rechten’ van dieren bestaan niet en kunnen niet bestaan buiten en onafhankelijk van de mens. Het zijn mensen die aan dieren rechten toekennen en het is dan ook niet verbazingwekkend dat ons begrip van dierenwelzijn door de geschiedenis sterk veranderd is en per samenleving anders ingevuld wordt. Evenmin zijn ‘mensenrechten’ constant geweest, ze zijn het resultaat van een historisch proces van veranderende materiële omstandigheden en politieke strijd.

Er is dus een reëel dilemma in deze specifieke kwestie omdat noch dierenrechten noch godsdienstvrijheid een absoluut gegeven is die wikken en wegen onnodig maakt. Gezien de feiten over bedwelmd en onbedwelmd slachten, vind ik dat wat we aan dierenwelzijn winnen door het ritueel slachten te verbieden niet opweegt tegen het ontnemen van een grote groep mensen van hun godsdienstvrijheid.

Beschaving?

Veel voorstanders van dierenrechten, zoals de fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren Marianne Thieme, zijn het met die afweging niet eens omdat zij ‘het dierenwelzijn centraal in hun levensovertuiging stellen’ plaatsen. Ze vinden dat ‘de behandeling van dieren het beschavingsniveau van een samenleving en van een cultuur’ weerspiegelt. ‘Wreedheid jegens dieren wordt beschouwd als barbaars en niet passend in een beschaafde samenleving.’ ‘Het ligt daarom voor de hand inbreuken op het dierenwelzijn te zien als dringende maatschappelijke behoefte waardoor een verbod op onverdoofd ritueel slachten gerechtvaardigd kan worden.’

Volgens deze redenering is het verbod op onbedwelmd slachten van dieren niets minder dan een lakmoesproef voor beschaving. Het is erg opvallend dat in de Tweede Kamer deze mening breed gedragen wordt, van de VVD en de PVV tot en met GroenLinks en de PvdD. Deze mate van verontwaardiging, consensus en bereidheid tot gezamenlijke actie staan in schril contrast met de houding van deze partijen als het gaat om het voorkomen van mensenleed binnen en buiten Nederland.

Wat ter discussie staat is niet of dierenleed verminderd moet worden –wat mij betreft moet dat – maar waaraan we de mate van onze beschaving afmeten. Het gaat dus over de filosofische fundamenten van oordelen, handelingen en maken van prioriteiten.

Mag een land zich werkelijk beschaafder noemen na het introduceren van onbedwelmd slachten, als het tegelijk de derde grootste wapenexporteur van de wereld is en allerlei dictaturen steunt? Als het geregeerd wordt door politici die illegale oorlogen voeren, zoals in 2003 tegen Irak, en honderden duizenden onschuldige slachtoffers rechtvaardigen als ‘collateral damage’? Als de bio-industrie draaiend blijft? Als de winstzucht van bankiers en directeurs van grote bedrijven die tot de financiële crisis heeft geleid niet aan banden wordt gelegd omdat hun ‘economische vrijheid’ niet aangetast mag worden?

Als ‘dierenwelzijn’ een ‘dringende maatschappelijke behoefte’ is die allerlei verboden rechtvaardigt, waarom is het redden van mensenlevens geen dringende behoefte om allerlei economische en politieke praktijken van de elite te verbieden? Denk aan het speculeren op financiële markten met voedselprijzen. Het is in de context van deze tegenstelling dat het centraal plaatsen van dierenrechten een ideologische functie vervult: we kunnen te midden van de barbarij leven dat kapitalisme heet en tegelijk denken dat we beschaafder worden door ritueel slachten te verbieden. Het samenwerken met een partij als de PVV die het over ‘islamitisch stemvee’ heeft en mensen discrimineert lijkt dan logisch, net zoals het samenwerken met de VVD die met enorme bezuinigingen op sociale werkplaatsen en het persoonsgebonden budget de zwaksten in de samenleving laat betalen voor het redden van bankiers.

Progressieve politiek dient schaamteloos de emancipatie van de mens centraal te stellen en vanuit die doelstelling naar een duurzame omgang met de natuur en dieren te streven. In dat proces is elke vermindering van dierenleed een aanwinst, maar de politici die deze aanwinst tot een lakmoesproef voor beschaving maken zijn nogal hypocriet als ze geen einde maken aan het mensenleed dat voortkomt uit hun politiek en economisch systeem dat gedreven wordt door destructieve winstzucht.