Verwoestende storm treft de armen in Haïti


12 september 2008

De Caribische eilanden zijn gedurende de afgelopen drie weken door drie tropische stormen getroffen, Gustav, Hanna en Ike. Volgens de Verenigde Naties zijn hierbij rond de 600 mensen omgekomen op Haïti, het eiland dat wordt bezet door VN troepen, en nog eens 650.000 zijn dakloos geworden.

Door Ken Olende

Op het nabijgelegen Cuba hebben tropische stormen daarentegen bijna nooit doden tot gevolg. Toen de stormen het eiland naderden werden zo een 800.000 Cubanen uit de kustgebieden geëvacueerd. De regering van de eveneens in de buurt gelegen Turks en Caicos eilanden opende opvangplekken en stuurde noodhulp.

Haïti heeft voornamelijk meer geleden dan de buureilanden vanwege de extreme armoede en de hieraan gekoppelde grote mate van ontbossing. Ongeveer 70 procent van de bevolking moet rondkomen met minder dan 2 dollar per dag. Er wordt voornamelijk gekookt op houtskool en de hiervoor noodzakelijke houtkap is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de ontbossing van het land. Haïti wordt slechts voor 2 procent met planten bedekt. In de naburige Dominicaanse Republiek ligt dit getal op 30 procent.

Dit gebrek aan beplanting en de bodemerosie die hiervan het gevolg is, zorgen ervoor dat de impact van overstromingen nog verder wordt vergroot. De Haïtiaanse Minister van Milieu, Jean-Marie Claude Germain, heeft toegegeven dat Haïti geen milieubeleid kent. Gedurende de jaren ’80 heeft de VS een strategie gevolgd die het land dwong om de economie te openen voor de wereldmarkt.

Sinds de val van het dictatoriale bewind van Jean-Claude Duvalier in 1986 heeft een reeks van door de VS gesponsorde junta’s een neoliberaal beleid gevoerd, waarbij importheffingen werden afgeschaft en de Haïtiaanse markt werd overspoeld met goedkope importgoederen. Structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF en de Wereldbank betekenden een verlaging van de uitgaven in Haïti en een toename van de armoede. Handelsliberalisatie betekende dat geïmporteerd voedsel de lokale boeren wegconcurreerde, die niet langer recht hadden op subsidies en van hun land werden gedreven.

Tussen 1986 en 1989 verdubbelde de waarde van de Amerikaanse agrarische export naar Haïti van 44 miljoen dollar naar 95 miljoen dollar. Een land dat eerst zelfvoorzienend was op het gebied van voedsel is nu afhankelijk van hulp en geldzendingen vanuit de grote overzeese Haïtiaanse gemeenschap om hongersnood te voorkomen. Dit beleid heeft het land gemaakt tot, in de woorden van de Haïtiaanse commentator Robert Fatton, ‘de meest open economie van de wereld’.

Deze cyclus van schuld en vernietiging is niets nieuws voor Haïtianen. Als eerste onafhankelijke zwarte republiek werd de nieuwe staat aanvankelijk jarenlang genegeerd. Om vervolgens gedwongen te worden herstelbetalingen te doen aan de voormalig koloniaal heerser, Frankrijk. Het land werd armer gemaakt doordat de afstammelingen van de slaven werden gedwongen te betalen voor de verliezen die werden gemaakt toen zij zichzelf bevrijden.

Ondanks alle handdrukken van het Westen is het Westerse interventie geweest die op consistente wijze ervoor heeft gezorgd dat de situatie in Haïti verslechterde. Hier staat tegenover dat gewone Haïtianen niet stil hebben gezeten terwijl de vrije markt hun land verwoeste. Voedselrellen dwongen afgelopen april de minister-president om op te stappen, maar het duurde vervolgens tot vorige week voordat een nieuwe regering werd aangesteld.
Onlangs nog richtten demonstranten op 25 augustus brandende barricades op in de zuidelijke stad Les Cayes als protest tegen de stijgende voedselprijzen.